dinsdag 26 februari 2013

tweede zondag veertigdagentijd-2013



Jezus was in gebed.
Vandaag wordt Jezus aan ons getoond, terwijl hij diep verzonken is in gebed. Wij horen dat zijn gelaat verandert van aanblik en zijn kleding verblindend wit wordt. Wij kennen dit verhaal ook als “de verschijning op de berg Thabor”. Jezus ontmoet,  al biddend,  Zijn Vader en krijgt van Hem een bewijs van zijn krachtgevende aanwezigheid. De ervaring die Jezus toen had, gebeurt eigenlijk nog altijd tijdens het bidden.
Als de Kerk in gebed is, breekt Gods'heerlijkheid door, zoals destijds ook bij Jezus gebeurde. Zeker, de Kerk is een Kerk van mensen, bekleed door de pelgrimsmantel. Die mantel is besmeurd met de zwakheid van de wereld. En toch, als de Kerk in gebed is, openbaart zich Gods'mysterie, van Zijn aanwezigheid in deze wereld. Als de Kerk in gebed is, verandert zij van aanzien, zij krijgt dan een uitstraling van dienstbaar zijn, arm en menslievend. Terwijl zij aan het bidden is, is zij bereid om zowel de vernedering van Golgotha te aanvaarden, als de heerlijkheid van de Thabor.
Helaas, het gezicht van de Kerk wordt in deze tijd zo vaag en zo bleek. Dat verandert wel als zij in gebed is, en Gods' Geest vaardig wordt, en zij vervuld is van vrede, vreugde en zekerheid. In de beproevingen van deze tijd verandert Gods' Geest het aanzien van de Kerk, zodat God Zijn bevrijdende aanwezigheid in deze wereld kan uitstralen. Als de Kerk in gebed is, wordt ons duidelijk hoeveel liefde in de Kerk aanwezig is, en voelen we de troost en de hoop die zij schenken kan. En ook hoeveel heiligen en martelaren zij voortbrengt. Zo ervaren wij ook het Thaborgebeuren, evenals onze Heer Jezus.
Wat met de Kerk gebeurt, overkomt ook ons, als wij in gebed zijn. Wij zijn gedoopt, dus dragen wij in ons geborgen Gods'heerlijkheid nu al in ons. Gods'Geest is nu al vaardig in ons. Gods'hemel is nu al geopend voor ons. En al ervaren wij het niet als zodanig, worden wij toch al opgenomen in Gods' stralende heerlijkheid, en wij kunnen Zijn stem al horen. Luistert naar Hem!
In geloof gaan we van het ene woord van God naar het andere, van de ene viering naar de andere, en van de ene ervaring naar de andere. De Geest laat Zijn stempel in ons achter. Terwijl wij bidden is het geheim in ons aanwezig, in onze diepste kern. 
Zo kan het zijn dat anderen bij ons dat licht komen zoeken. Voor hen is de straling van de diamant wel zichtbaar. Zo mogen wij toch, klein en zondig als we zijn, getuigen van Gods'Woord. Dat kan gebed in ons bewerken, soms zelfs als een Thabormoment. Laten we   God vragen of ook wij een Thabormoment mogen ervaren.   AMEN.

zaterdag 16 februari 2013

Vastenbrief 2013 van de Ned Bisschoppen

Pasen in het Jaar van het Geloof
Vastenbrief 2013 Nederlandse bisschoppen (verkorte versie)
Pasen valt vroeg in dit jaar. Maar in het Jaar van het Geloof, dat de paus heeft afgekondigd om het begin van het Tweede Vaticaans Concilie te herdenken, staat Pasen in het midden. Dat komt goed uit, want de viering van het lijden, sterven en verrijzen van onze Heer Jezus Christus kan zo ‘de deur van het geloof’ zijn die ons toegang geeft tot het leven met God. ‘De deur van het geloof’: dat is het beeld, dat de paus gebruikt als titel voor zijn afkondiging van het Jaar van het Geloof. Dat beeld wordt in de Handelingen van de Apostelen gebruikt voor de toestroom van gelovigen na de prediking van Paulus en Barnabas. Het is een beeld dat wij ook kunnen gebruiken om over ons zelf te spreken. Geloof klinkt als een soort terugkerend refrein in de verschillende verhalen uit de Schrift over Pasen. Telkens wordt verteld over de leerlingen die tot geloof in de verrezen Heer komen. In de liturgie van Pasen wordt dat proces dat de leerlingen doormaken op indringende wijze een proces dat ook wij (kunnen) doormaken en wel wanneer wij in de Paaswake onze doopbeloften vernieuwen.
In de paaswake worden wij gevraagd of wij geloven in God en we antwoorden met ‘ja’. Die vorm van vraag en antwoord maakt duidelijk dat geloven een antwoord is. Een antwoord op God die zich te kennen geeft, die zich aanbiedt, die onze instemming en toestemming vraagt om deel te worden van ons leven, om deel te nemen aan zijn leven.
In de paaswake worden wij gevraagd of we in God geloven. Geloven in iemand is niet zozeer een kwestie van weten, maar een kwestie van vertrouwen, van toevertrouwen. En dat geldt ook voor God of beter nog geldt voor God bij uitstek. Daarom begint de hernieuwing van de doopbeloften ook met de vraag of we ons af willen keren van het kwaad en toekeren naar God, een echo van de lezing uit de brief aan de Romeinen eerder in de paaswake, waarin Paulus uitlegt dat gedoopt worden een proces van sterven aan het oude leven en verrijzen tot een nieuw leven is.
Maar zoals we in ons dagelijkse leven wel willen weten wie we kunnen vertrouwen, zo ook in ons geloof. Vandaar dat de priester bij de hernieuwing van de doopbeloften niet eenvoudigweg vraagt of we in God geloven, maar drie keer vraagt of we geloven in God de Vader, in God de Zoon en in God de Heilige Geest. En vandaar ook dat in de drie vragen telkens iets van Gods werkzaamheid en zorgzaamheid aangegeven wordt. Bij God de Vader wordt de schepping genoemd, bij God de Zoon, de menswording omwille van ons en ons heil, bij God de Heilige Geest zijn werkzame aanwezigheid in ieder van ons en in de Kerk.
De hernieuwing van onze doopbeloften in de paaswake krijgt in onze tijd en in onze samenleving een apart accent. Geloven is niet meer vanzelfsprekend zoals dat in vorige periodes wel was en in andere samenlevingen nog wel is. Geloven in God Vader-Zoon-Heilige Geest is weliswaar nooit vanzelfsprekend geweest. Al in de evangelies is een refrein te horen van verbazing en verzet, een verzet dat uitloopt op de veroordeling en dood. Maar wij hebben een aparte gevoeligheid voor die niet-vanzelfsprekendheid van onze geloof. En hoe vreemd dat misschien ook klinkt: dat kan ons ook helpen om in onze tijd en in onze omstandigheden onze identiteit als Christenen en ons geloof te verhelderen.
Wij geloven in God Vader, Schepper van hemel en aarde. Daarmee belijden wij dat onze werkelijkheid, dat wijzelf een gave zijn. Dat maakt ook gevoelig voor die zaken in ons leven die we krijgen zoals genegenheid, vriendschap, liefde. Zaken die in onze economisch ingestelde samenleving niet altijd voorop staan, maar in ons geloof wel. Dankbaarheid als levenshouding hoort bij het koninkrijk van God
Wij geloven in God de Zoon, die omwille van ons en ons heil mens geworden is. Daarmee belijden wij dat we gemankeerde en beschadigde mensen zijn en ten diepste hulp nodig hebben. Elke Witte Donderdag lezen we het verhaal van de voetwassing. In dat verhaal verzet Petrus zich en dat verzet is precies een verzet tegen geholpen te worden. Het is zijn eer te na, het is onze eer te na hulp te vragen, afhankelijk te zijn. Maar Jezus zegt zeer beslist dat, wanneer Petrus volhardt in zijn verzet, hij niet bij hem hoort (Joh 13,2-10). Geholpen willen worden als levenshouding is een absolute voorwaarde voor het koninkrijk van God.
Wij geloven in God de Heilige Geest, die in ons woont. Daarmee belijden wij dat wij christenen zijn. Zoals Jezus door de zalving met de Heilige Geest bij zijn doop geopenbaard wordt als de Gezalfde, de Christus, zo zijn wij door onze doop gezalfden, ‘christenen’, tempels van de Heilige Geest. Die zalving geeft ons allen waardigheid en verantwoordelijk. Wij hebben de Heilige Geest ontvangen die in ons Abba Vader bidt (Gal 4,6) het gebed dat Jezus bad en zijn leerlingen leerde (Lc 10,21-22;11,1-4). Door de Heilige Geest zijn wij in de Zoon kinderen van de Vader, worden wij uitgenodigd vertrouwelijk om te gaan met onze God. Wij zijn geen vreemdelingen meer, maar huisgenoten. Vertrouwelijkheid is de sfeer die hoort bij het koninkrijk van onze God. En misschien is dit wel het meest kenmerkende van ons geloof: dat wij door de  menswording van de Zoon en de inwoning van de Heilige Geest bij God horen en God bij ons.
De verrezen Heer bezoekt op Paasavond de angstige en opgesloten leerlingen. De apostel Thomas is daar niet bij. Als hij de enthousiaste verhalen van de andere leerlingen hoort, reageert hij afwijzend. Hij kan pas geloven als hij de tekenen van het lijden in de verrezen Heer kan zien. Wanneer Jezus een week later weer bij zijn leerlingen komt, is Thomas wel aanwezig en ziet hij die tekenen. Hij belijdt dan zijn geloof: ‘mijn Heer en mijn God’. Die andere leerlingen hebben Thomas niet buiten gesloten omdat hij vragen had en Thomas is niet weggebleven omdat hij twijfels had. Zo kon hij binnen die gemeenschap groeien in geloof. Wij hopen dat ook onze geloofsgemeenschap de uitnodigende omgeving mag zijn waarin mensen kunnen groeien in geloof. Wij hopen dat deze vasten ons allen toe leidt naar ‘de poort van het geloof’ en dat wij allen in de hernieuwing van onze doopbeloften die vertrouwelijke omgang mogen vinden met God Vader-Zoon-Heilige Geest die ons verdiept en verbindt.
Utrecht, 4 februari 2013
De Nederlandse bisschoppen

woensdag 13 februari 2013

5de zondag jaar C: Carnavalszondag

5de zondag jaar C: Carnavalszondag
Beste prins Gerard d'n Urste, Adjudant Ben, jeugdprins Teun den 1ste, jeugdprinses Indy de 1ste, Schutlakers en Schutlakerinnen in Christus,
In de carnavalstijd worden er nogal wat sterke verhalen of het werkelijk gebeurde verhalen zijn dat weet je niet altijd. Vaak is het visserslatijn. Ja, Van vissers die gaan vissen hoor je nogal eens zeggen dat ze zo'n grote vissen hebben gevangen, maar als puntje bij paaltje komt dan blijkt daar in de praktijk niet zo veel van te kloppen. Dat is nu visserslatijn.
Van verhalen vertellen en beluisteren daar leven mensen van en dat maakt het leven afwisselend en boeiend. In de verhalen van mensen en de verhalen van de bijbel zitten er een zekere wijsheid verborgen, het is aan ons om die te ontdekken en zo levenswijsheid op te doen. Wij christenen zijn pelgrims op reis naar God toe.
Nu we het over reizen hebben wil ik het eerste verhaal vertellen.
Een christelijke dame zit in een vliegtuig in haar bijbel te lezen.
De man naast haar zegt grinnikend: “Dat geloof je toch niet echt he?”
“Zeker wel,” antwoordt de dame.
“Oh ja? Wat denk je dan van die vent die door een walvis werd ingeslikt?”
“Ook dat geloof ik,” antwoordt ze, “het staat immers in de bijbel.”
“O ja? Nou, hoe denk je dat hij dat heeft overleefd?”
Ze antwoordt: “Dat weet ik echt niet. Als ik in de hemel ben zal ik het hem eens vragen.”
“O ja? En als hij nou eens niet in de hemel is?” Zegt de man sarcastisch.
“Dan kunt u het hem vragen,
Omdat het evangelie gaat over Jezus en het water wil ik u een tweede verhaal vertellen over water.
Een pastoor, een vicaris en een dominee lopen samen langs een beekje. Ze willen naar de overkant, maar er is in de verste verte geen brug te bekennen. Ze zijn behoorlijk moe van het lopen en besluiten even te pauzeren. Dan neemt de pastoor een besluit. Hij staat op, vouwt zijn handen, bidt en loopt vervolgens over het water naar de overkant.
De vicaris staat even later ook op, bidt en loopt ook zo over het water naar de overkant.
De dominee is verbijsterd, maar kan niet achterblijven natuurlijk. Ook hij staat op, bidt en stapt op het water.... Met een plons valt hij er in.
De pastoor zegt hoofdschuddend tegen zijn vicaris: "Hij heeft een groot geloof, maar hij weet niet waar de paaltjes staan."
Een derde verhaal wil u vertellen over een collegapriester die wilde preken in de H. Mis
Op een zondagochtend spreekt een pastoor zijn parochie toe. "Beminde gelovigen, ik heb hier drie preken in mijn hand... Een duizend-euro preek van vijf minuten, een vijfhonderd-euro preek van een kwartier, en een honderd-euro preek van een heel uur. Nu gaan we over tot de collecte, en dan zien we welke preek ik ga houden."
Over het verhaal van het evangelie daar wil ik nu iets over vertellen.
De Verhalen die de evangelist Lucas heeft neergeschreven zijn allemaal nauwkeurig onderzocht en we mogen aannemen dat het waar gebeurde verhalen zijn. Lucas schrijft het trouwens zelf in het begin van zijn boek dat hij alles nauwkeurig is nagegaan.
Als we het evangelie op ons laten inwerken dat is het opmerkelijk te noemen dat Jezus eenvoudige vissers roept om zijn blijde boodschap uit te dragen over de gehele wereld en geen schriftgeleerden. Waar God echter naar kijkt is of iemand het hart op de juiste plaats heeft en dan pas kan hij je in dienst nemen voor het koninkrijk van God. De reactiesvan Petrus, Johannes en Jakobus zijn daarbij veelzeggend, zij voelen zich klein en onwaardig om de hoge roeping van God waar te maken. Als je te vol bent van jezelf dan kan God je maar moeilijk bereiken en in dienst nemen. Wie nederig van hart is en dat zijn de apostelen, die beseft dat hij of zij Gods liefde en Gods barmhartigheid nodig heeft. Pas dan kan je in dienst treden van de Heer en met de genade van God een mensenvisser worden.

Van visser naar mensenvisser, het is het leven over een ander boeg gooien want dit wil zeggen dat je mensen rondom de Heer dient te verzamelen en dat je mensen wijst op de noodzaak om het leven te richten op Jezus, de Redder van de wereld en zijn blijde boodschap.
In het leven kunnen mensen kunnen in zo'n zware stormen terecht komen dan ze er niet meer uitkomen en dan de hulp van anderen nodig hebben die hen verwijzen naar de hulp, de troost en de kracht van Gods liefdevolle boodschap.
Mensen kunnen door het leven zo getekend worden door zwaar weer, door tegenslagen, door eigen zonden of door de hardheid van andere mensen dat ze helemaal ontredderd geraken. Als er een kink in de kabel komt in het leven en je hebt geen geloof in God die redt, dan wordt je van bakboord naar stuurboord gestuurd en ben je er zeer erg aan toe.

Wat is het een zegen als je in de beproevingen van het leven iemand tegenkomt die je wijst op de hulp en de liefde en de barmhartigheid van Jezus Christus. In het evangelie spreekt Jezus over mensenvissen, dwz mensen opvangen en leiden naar rustigere wateren van Gods liefde.

Mensen vissen het heeft ook te maken met schoon schip maken of maw mensen erop wijzen dat ze van gedragen dienen te veranderen, dat ze zich dienen te bekeren en hun hart openen voor Gods barmhartigheid in het sacrament van de vergeving. Bij God wordt je nooit afgescheeft maar is er altijd hoop, verlichting, troost en hulp en een nieuwe kans. De kern van het Christendom is in feite Jezus ontmoeten en met Hem in contact blijven, al het andere zet geen zoden aan de dijk. In onze huidige zijn er zo vele invloeden en prikkels van de wereld die op ons afkomen via de reclame, de media, het werk en het uitgangsleven en die allemaal het geluk beloven maar die mensen in verwarring brengen. . Als je met alle winden meewaait en alles wilt meemaken in het leven en je je geloof in de wind slaat dan geraak je ergens in verzeild waarin je niet wilt en dan kom je van de wal in de sloot terecht. Als je naar de wereld luistert dan zul je achter het niet vissen en het geluk niet vinden.

Met de komst van Jezus staat het als een paal boven water dat je maar christen kunt zijn als je alle zeilen bijzet om ook echt werk te maken van de beleving van het evangelie.
Niets gaat vanzelf, je moet er wat voor overhebben voor je geloof en dat is meer dan ooit waar in onze tijd. Als je de boot niet wilt missen is het wijs om op tijd van koers te veranderen met Jezus als kompas om zo eenmaal de veilige thuishaven van God te mogen bereiken.
Amen.

Beste Schutlakers en Schutlakerinnen in Christus,
De verhalen van Jezus zijn dus echt gebeurde verhalen
Wie ze ter harte nemen die gaat het einddoel halen.
Het leven is kort maar hier maak je wel een definitieve keuze
als je Jezus bemint dan is het leven in de eeuwigheid reuze.
Het leven en het geloof in Jezus is een kracht en een wonder
dan merk je maar echt als je het leven tegenvalt met regenwolken en de donder.


Tot slot
Of het nu weer is of geen weer
ik blijf het herhalen keer of keer
de kerk is er voor iedere mens en staat altijd open
wij christenen hebben een doel en dat is op de hemel hopen.

Ik ga nu deze preek besluiten,
dan zijn jullie straks voor de optocht op tijd weer buiten.
Amen.

maandag 4 februari 2013

4e zondag door het jaar 2013



4E ZONDAG DOOR HET JAAR
4e zondag door het jaar                                                                                    Lc 4, 21-30

In het evangelie van vandaag lezen we hoe het Jezus vergaat in de synagoge van Nazareth, het dorp waar Hij zijn jeugd heeft doorgebracht en waar iedereen Hem kent. En misschien vragen we ons af waarom Hij zo negatief reageert op zijn dorpsgenoten. Hij, de Zoon van God, Hij die dus ook liefde is. Zijn reactie hier lijkt niet echt liefdevol. Ik denk dat ze samenhangt met wat er omgaat in zijn toehoorders. Hij heeft net voorgelezen uit Jesaja dat de Heer Hem gezalfd heeft om aan armen de Blijde Boodschap te verkondigen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, aan blinden dat ze zullen zien, aan verdrukten dat ze kunnen gaan in vrijheid; om een genadejaar af te kondigen van de Heer.  En Hij voegt daar nu aan toe dat dit Schriftwoord met Hem in vervulling is gegaan.   Hij is de Gezondene van God. Eerst zijn ze blij met  zijn woorden, maar dan klinkt het: ‘Is dat niet de zoon van Jozef?’ Het is dus heel snel gedaan met de blijheid en de instemming. Het wantrouwen  begint al meteen. ‘Wie denkt hij wel dat hij is,                 die zoon van Jozef de timmerman?’
Zusters en broeders, de inwoners van Nazareth hebben de liefde niet,                                          zo eenvoudig is dat.Ze zijn afgunstig, ze gunnen een ander het licht in de ogen niet.                  En ze zijn ook niet verdraagzaam: ze geven Jezus niet eens de kans om de Blijde Boodschap te verkondigen. Ze breken Hem liever meteen af, en ze breken meteen ook af wat Hij zou willen opbouwen: een genadejaar van de Heer, een wereld en een mens vol liefde, dus vol van God. Ze wijzen God af. Dat is hĂșn keuze, en die keuze maken ze zelf. En God, die liefde is, is niet opdringerig. Hij dwingt mensen niet zijn liefde aan te nemen, Hij respecteert de vrijheid van de mens die Hijzelf geschapen heeft.  Dat doet  Jezus ook. Hij dringt zichzelf en zijn Blijde boodschap niet op.    Wanneer Hij later zijn leerlingen uitzendt om zijn woord te verkondigen,  geeft Hij hun dat ook als richtlijn mee: als je ergens niet welkom bent, schud dan het stof van je voeten en ga verder. Je mag de mensen niet dwingen, want liefde is niet opdringerig, God is niet opdringerig.
Zusters en broeders, liefde is verdraagzaam, barmhartig en geduldigZe is niet afgunstig, geeft niet om de schone schijn, en rekent het kwade niet aan. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles duldt zij. Alles zal verdwijnen, maar de liefde is voor eeuwig. Wie we ook zijn en wat we ook hebben, als we die liefde niet hebben, zijn we niets, hebben we niets, kunnen we niets. Amen.